De eerste 100 dagen.................Zitten er al weer bijna op. En dan gaat dat toch snel.

Drie maanden ben ik nu wethouder Duurzaamheid Economie en Mobiliteit in Haarlem. En ik moet zeggen dat dat al lang niet meer zo gek klinkt als toen iemand me daar voor het eerst mee aansprak. Het begint aardig te wennen. En het is leuk. Het is ook aanpoten. Want ik kan jullie mededelen dat er toch echt maar een manier is om erachter te komen wat het inhoudt om wethouder te zijn en dat is het te zijn.

Maar ik kan jullie wel meenemen in mijn ervaringen de eerste maanden. En ik zal proberen te voorkomen in de clichés te schieten. Maar ik stapte natuurlijk wel op een rijdende trein.

Wat je al bijna direct vergeet door de hectiek, de volle agenda en vele indrukken is hoe bijzonder het eigenlijk is. Gelukkig attendeerde Marie Therese me daar op. “Geniet er ook van hè!” En daar heeft ze gelijk in! Hoe bijzonder is het om wethouder te zijn van de stad waarin je bent geboren en opgegroeid. Om ‘s ochtends op de fiets te springen en die naast het stadhuis te parkeren (in het rek). Om dan via de ‘artiestenuitgang’ de Gravenzaal in te lopen, even de bodes te begroeten, vervolgens de deur open te doen van je eigen monumentale werkkamer, enige minuten later een kopje koffie te krijgen en aan de dag te beginnen. Dan kunnen er stapels hoofdpijndossiers op tafel liggen, maar die ervaring nemen ze je niet meer af.
 

Vrijdag 1 februari was mijn eerste werkdag. En die dag begon meteen goed. Zo kon ik direct een petitie in ontvangst nemen van klimaatstakende basisschoolleerlingen op het bordes van het stadhuis. Waarbij een van de moeders aangaf; “Kinderen dit is de wethouder, ja hij ziet er wel niet uit als een wethouder maar hij is het echt.” “...” en tegen mij “Oh sorry hoor dat bedoelde ik positief, we hadden meer een stoffig iemand verwacht”.

Om later die middag door je communicatie-adviseur geïnformeerd te worden dat het Haarlems Dagblad aan de lijn hangt met de vraag waarom alle parkeerautomaten in de stad zijn uitgevallen. Dat leverde toen direct hartkloppingen op, maar inmiddels doet me dat niets meer. (Het bleek overigens een landelijke storing te zijn en de parkeerautomaten zijn sindsdien niet meer uitgevallen).

De week daarop begon het nieuwe werkritme. Met een stafvergadering op de maandagochtend. Je hebt een staf. En ik heb er dus meteen drie. Op de maandagochtend. Nog voor je goed en wel je ogen volledig open hebt en je eerste kopje koffie hebt ingeschonken moeten er al beslissingen worden genomen. Heftig. Je kunt je voorstellen dat koffie hierin een cruciale rol speelt. Maar het is dus meteen actie. En de dinsdag staat volledig in het teken van de B&W vergadering. Die overigens tot mijn verrassing wel erg goed begint met warme appeltaart. Maar vaak wel uitloopt op een marathonsessie. Vergadertijgers zijn we.

De rest van de week wordt vervolgens volledig gevuld met afspraken. Ik vermoed dat je op sommige dagen een vrije aardige timelapse kunt maken van mij aan het hoofd van de tafel terwijl ambtenaren komen en gaan. Gelukkig is het vaker zo dat de afspraken ook buiten het stadhuis plaatsvinden en dan is er de enorme luxe dat je dat gewoon op de fiets kan doen.

Overigens had ik die eerste week de ervaring wat het betekent om wethouder te zijn. Er kwam een uitnodiging voor een bijeenkomst voorbij die mij wel interessant leek. Dus gaf ik aan dat ik het wel leuk zou vinden om even aan te schuiven. De volgende dag kreeg ik een mail waarin stond dat wethouder Berkhout de openingsspeech van de bijeenkomst zal verzorgen. Tja..

Het is vooral ook wennen aan de nieuwe rol. Wennen aan de volle werkdagen. Aan het schakelen tussen verschillende onderwerpen en die je snel eigen kunnen maken. Maar het is ook de luxe van de kopjes koffie en thee die worden gebracht. Samenvattingen van stukken die voor je worden geschreven. De luxe van een team om je heen, van een secretaresse, een communicatie- en een bestuursadviseur die je door processen, pers en afspraken heen loodsen. Hoe kon ik ooit zonder?

Het is een 100 dagen van ‘s avonds doodvermoeid neerploffen op de bank en je zondag verloren zien gaan aan het lezen van stukken. Van het proberen te onthouden van nieuwe namen, het opschrijven van nieuwe ideeën en het nog even versturen van allerlei mails en apps. Maar ook een 100 dagen van ontzettend veel leren en bezig zijn met onderwerpen waarvoor ik de politiek in ging. Het is ook fascinerend om de machinerie van het ambtelijk apparaat vanaf een hele andere kant mee te maken en vooral te zien hoeveel er allemaal in omgaat. Ik had geen idee.

Op de donderdag-avonden, tijdens de commissie- en raadsvergaderingen, zit ik nu aan de andere kant van de tafel. Voelt ergens heel vertrouwd maar tegelijkertijd is m’n rol fundamenteel anders. Ik ben nu de verantwoordelijke voor het beleid en degene die alle (kritische) vragen mag beantwoorden. Maar die politieke momenten zijn ook wel weer de leuke momenten, tussen alle bestuurlijke afspraken door.

Een van de redenen waarom ik het zo druk had de eerste maanden is omdat ik ook ontzettend graag wilde kennismaken met al die organisaties, groeperingen en bedrijven in de stad.

Ik had de luxe om twee keer een excursie in m’n eigen stad mee te maken. Zo kwam de gemeente Hoorn bij ons op bezoek om te leren van de samenwerking in de binnenstad. En Hoorn en ik waren behoorlijk onder de indruk. Enkele weken later kwam de gemeente Rijswijk langs in de Waarderpolder om eens te zien hoe die samenwerking tussen gemeente en ondernemers nu gaat. Rijswijk enthousiast, ik enthousiast.

Een goede samenwerking is echt cruciaal. Onze duurzaamheidsambities kunnen we alleen maar realiseren in gezamenlijkheid. Ook als het gaat om mobiliteit en bereikbaarheid vraagt dat om slimme oplossingen die de gemeente echt niet in haar eentje hoeft te bedenken. De mobiliteitstransitie is vooral een maatschappelijke transitie. We zijn de derde autodeelstad van Nederland en er worden al meer elektrische fietsen verkocht dan gewone fietsen. Hoe meer banen we in de stad hebben hoe minder forenzen ‘s ochtends de stad uit moeten en ‘s avonds de stad in. Juist door kennis te delen tussen onderwijs, ondernemers en gemeente kan je stappen zetten in de richting van een circulaire economie. Daarvoor heb je pioniers, goede voorbeelden, creativiteit en kruisbestuivingen nodig. En tot slot is het ook nog eens zo dat duurzaamheid, economie en mobiliteit vaak enorm met elkaar overlappen. Dus is mijn hoofd na een werkdag vaak een grote creatieve broedplaats van nieuwe ideeën. Dodelijk vermoeiend;)

Dat waren niet de woorden waar ik mee wilde eindigen want ik vind het veel te leuk om dit te doen. Ik hoop dat dit enigszins aan de verwachtingen van de titel van de column voldoet en anders zie ik de vragen wel tegemoet via secretariaat.berkhout@haarlem.nl

 

Robbert