(Foto: NH-Nieuws: Link naar Video)
Met grote gebaren maakt Jan-Willem duidelijk dat wij bij hem mogen gaan zitten. Zijn polsen zijn hoekige gewrichten, zijn lijf doet nooit wat hij wil. Jan-Willem is de helft van een tweeling. Zijn zus is gezond, hij is spastisch. Zuurstofgebrek bij de geboorte:-in een minuut is destijds besloten dat hij degene zou worden die de last zou dragen, een leven lang.
‘Ik ben blij dat ik het heb en niet mijn zus’ vertelt Jan-Willem met enige hapering “voor meisjes is zo’n handicap nog lastiger”. De ongekozen maar ultieme opoffering- een leven lang buitenbeentje, een leven lang geleid worden door een lijf dat kapot is, een leven lang starende blikken.
Over dertien dagen wordt hij zestig. Hij verheugt zich op zijn feest in het badhuis. Het mooiste cadeau dat wij hem kunnen geven is ontmoetingen, uitjes met anderen. Naar de film, theater- alles is leuk. Niet met andere minder validen en ook niet via een welzijnsorganisatie- daar heeft hij niet zoveel mee.
Onder dat ongecontroleerd zwaaiende lijf, die soms te harde stem, die haperende zinnen zit een man die niet altijd begrepen wordt en daarom te vaak gemeden.
“Ik voel me net een marsmannetje als ik in de stad ben” zegt hij wanneer hij zichzelf introduceert “ ik wordt aangegaapt, ben een bezienswaardigheid”. Toch zou hij, stel dat het zou kunnen, niet meer van zijn ziekte af willen.
“Het is wie ik ben, het hoort bij me” zegt hij. Jan-Willem heeft, na bijna zestig jaar vrede met zijn lot, zijn lijf. Met al zijn onbedoelde gebaren en zijn haperende lange zinnen voelt Jan-Willem zich veilig in zijn lijf dat inmiddels , ongeacht de wankele constructie ervan, voelt als een tempel.