Groen Links organiseerde op 14 juni een Debat over het sociaal domein:  ‘Eigen kracht: mythe of mogelijkheid?’

Haarlem heeft nu twee jaar ervaring met de basisinfrastructuur. GroenLinks vond het tijd om die ervaringen te delen met geïnteresseerden en professionals. Hoe gaan we om met de actuele maatschappelijke ontwikkelingen? Eerst gaven drie deskundigen vanuit het onderzoeksveld en de praktijk een inleiding.



Activeren mét professionals

Marcel Spierts 1) In 2015 is de basis infrastructuur ingericht om te werken aan een laagdrempelige, toegankelijke organisatie die mensen helpt om actief deel te nemen aan de samenleving. Er veranderen dingen, aldus Marcel Spierts, maar allereerst moeten we leren van het verleden: ‘geen transitie, zonder traditie’. Wat zien we? Er heeft een professionalisering van sociale beroepen plaatsgevonden. Opmerkelijk vindt hij hoe  welzijnswerkers er in slagen om hun professionaliteit, hun vakmanschap en ambachtelijkheid naar een hoger plan te tillen. 

Activeren staat centraal in zijn betoog. De logica van het activeren gaat om het verbinden. Dat heeft ook te maken met de transformatie van deze tijd. Het betreft hier het veranderende mensbeeld. De professionals zijn geduldig, geven mensen vertrouwen. Daarentegen is de logica van de bestuurders van de activerende verzorgingsstaat juist ongeduld. Zij gaan uit van het nemen van zelfverantwoordelijkheid door burgers. Dat is begrijpelijk want het gaat om geld van de samenleving, maar zij creëert daarmee een spanningsveld want hiermee wordt de eigen kracht ‘afgedwongen’. Er zijn grenzen, want eigen regie is niet voor iedereen weggelegd. Voorheen was er een maatschappelijk middenveld van allerlei welzijnsorganisaties die ondersteuning boden. Dit werd na de jaren 90 ‘civil society’, die zich beweegt tussen staat, markt en privé. Het lijkt dan dat de civil society de professionals kan vervangen. Uit onderzoek blijkt dat dit, zeker in kwetsbare wijken, niet het geval is. De kracht van de professionals zit er in dat zij mensen kunnen betrekken bij de sociale vragen.

Benoemen van de problemen

Jonathan Berg 2) gaat in op het ‘regime’ van activering. Wat betekent het als we in deze termen spreken? En wat blijft onbesproken of onbespreekbaar?

Hij constateert, op basis van onderzoek, dat er een verschuiving van begrippen optreedt. Allerlei vraagstukken worden in positieve termen benoemd. De noden, het verdriet en dergelijke verdwijnen uit de taal, en dat veroorzaakt ongemak. Bv. een ziekenhuis wordt medisch centrum genoemd. Mooie taal wordt gangbaar. Kwetsbaarheid en onzelfstandigheid worden daardoor abnormaal. We stigmatiseren daarmee, want de idealen van autonomie/zelfredzaamheid zijn niet voor iedereen haalbaar. We moeten een taal hebben en gebruiken om ook dit te benoemen. Wanneer het benoemen van problemen uit de beleidsteksten verdwijnt, kan dit grote gevolgen hebben: mensen voelen zich niet meer gehoord.



Opgroeien in armoede

Marcella van Vloten 3) is ervaringsdeskundige als het gaat om opgroeien in armoede en het opvoeden van een zoon met een beperking als alleenstaande moeder.

 

Zij geeft haar visie op de gaten in de hulpverlening, als onderdeel van de basisinfrastructuur, en de mythes van ‘eigen kracht’. Ze omschrijft haar eigen ontwikkeling in haar jeugd. De armoede in het gezin was er van generatie op generatie. Ze kreeg geen gereedschappen mee om het anders te doen. Ze heeft de druk gevoeld van geen geld, en de concrete zorgen over de dag van morgen. Marcella: Er is veel onbegrip over de armoedesituatie in zo'n rijk land als Nederland. Ze constateert, dat eigenlijk, als je opgroeit in armoede, je al heel zelfredzaam bent, alleen al door er voor te zorgen dat er dagelijks eten komt. Mensen zoals zij zijn, vanwege die voortdurende druk, voortdurend bezig met overleven en heel moe. Zij hebben geen aandacht meer voor andere zaken.

Participatie en armoede onverenigbaar

Volgens de Mobility mentoring theorie leidt het ertoe, dat mensen die in armoede leven en schaarste ervaren, van dag tot dag leven, onverstandige beslissingen nemen en lijden aan tunnelvisie. Het gevolg is dat zij vaak niet goed meer in staat zijn om doelgericht en probleemoplossend te handelen. Het gevoel van schaarste verklaart waarom het vaak niet lukt om armoede en schulden te overwinnen.

Waarom lukt participatie in ene wijk wel en andere niet? In wijken waar men niet voortdurend bezig is met overleven, daar lukt dat vaak wel. Ook mensen met een hoge opleiding lukt het beter. Maar wat is er nodig in een wijk als de Amsterdamse buurt? Marcella is door de opbouwwerker op weg geholpen: “Er was eindelijk iemand die luisterde.” Daar zijn professionals voor nodig. Volgens Marcella is het inzetten van de sociale wijkteams in Haarlem een goed initiatief. Vervolgens kunnen ervaringsdeskundigen zoals zijzelf belangrijk zijn om mee te helpen om de cirkel te doorbreken.

Aanwezigen in gesprek…

In de discussie die vervolgens onder de aanwezigen ontstond werd naar voren gebracht dat de professionals die werkzaam zijn in de basisinfrastructuur beter zichtbaar moeten maken wat hun rol is. Het sociaal domein is heel divers, en daarmee complex.   

De gemeente erkent inmiddels dat mensen die een beroep doen op de WMO meestal al heel lang bezig zijn om op eigen kracht het hoofd boven water te houden, en pas als laatste bij de gemeente aankloppen. Aan deze mensen vragen om eerst zelf een oplossing te zoeken, is een aanpak die zeer frustreert.

Er is meer nodig om autonoom te kunnen functioneren, zoals een woning en een contract met betekenisvol werk. Dit vraagt dus meer van diverse partijen, dan gevraagd kan worden van de basisinfrastructuur. Als de basis zoals huisvesting en inkomen niet geregeld is, dan werkt eigen kracht niet.

Het gaat er om dat er naar de mens(en) geluisterd wordt. De systemen leggen te veel zaken op. Er móet van alles. Hierbij is van belang om de professionals de ruimte te geven om mensen op weg te helpen. De politiek dient vertrouwen te geven aan de professionals om hun werk te doen en meer te concentreren op de grote lijn.

Vaak zijn ook buren/buurtbewoners verwikkeld in de overlevingsstrijd en moe. Maar er zijn ook mogelijkheden en voorbeelden om buurten te ontwikkelen. Hierbij dienen gesprekken te worden gevoerd met mensen zelf om te komen tot een passende buurtaanpak.



>> Een antwoord op de vraag of eigen kracht een ´Mythe of Mogelijkheid´is, dat eigen kracht een mogelijkheid is, maar waarvoor diverse mythes moeten worden ontzenuwd en waaraan voorwaarden gesteld worden. <<

 
Het debat stond onder leiding van Tenda Hoffmans, oud-fractievoorzitter GroenLinks Haarlem.
  1. Marcel Spierts is zelfstandig onderzoeker en adviseur voor organisaties op het terrein van sociaal werk, educatie en cultuur.
  2. Jonathan Berg is medisch antropoloog en onderzoeker naar beelden bij de burgers bij het begrip gezondheid, de leefwereld van voedselbankklanten en de kruispunten van beleid & gezondheid en burgerschap & welzijn.
  3. Marcelle van Vloten is ervaringsdeskundige, tevens buurtbewoonster Amsterdamse buurt, Haarlem.