Uitgesproken GroenLinks in de Commissie Samenleving van 12 mei door Ziggy Klazes
We hebben geen twijfel over de intenties van het college: -goede, passende, voldoende en betaalbare zorg voor onze jeugd. Dat is uiteraard ook ónze wens en de wens van de instellingen en de vrijgevestigden. Daar vinden we elkaar. En we vinden elkaar in de inhoudelijke uitgangspunten : zorg dichtbij, integraliteit, ontschotten, de jeugd en het gezin staan centraal, normaliseren en de-medicaliseren . Natuurlijk is dit wat we willen.
En in het ideale geval gaan we vanuit die gemeenschappelijke visie het gesprek met elkaar aan. Het college met de aanbieders en wij met het college. En wordt eventuele twijfel over het proces niet gezien als aanval maar als een manier om het proces verder te brengen.
Er zal gesproken worden met de aanbieders om te komen tot een gedragen plan om de komende 9 jaar de jeugdzorg in de regio vorm te geven. De dialooggerichte aanbesteding. We zitten midden in een transformatieve periode die zal resulteren in een lokale stelselwijziging. Dat is nogal wat.
Er waren na de vorige behandeling nogal wat vragen. De ChristenUnie heeft een motie ingediend die breed is aangenomen en waarin een aantal vragen is gesteld die wat ons betreft cruciaal zijn. De antwoorden op deze vragen zijn gister toegestuurd. En deze antwoorden Zijn maar ten dele verhelderend en roepen weer nieuwe vragen op.
Om een voorbeeld te noemen: De toekomstig strategische partners worden volgens de beantwoording van de vraag uit de motie, verantwoordelijk voor de administratie richting de onderaannemers. Zij moeten een bekostigings- en verantwoordingssysteem optuigen – enerzijds richting de onderaannemers en anderzijds naar de opdrachtgever, de gemeente. In het recente verleden hebben wij gezien dat dit soort systemen zwaar drukken op een organisatie die is ingericht op het leveren van jeugdzorg. Zo zwaar zelfs dat het heeft geleid tot een oplopend tekort dat niet meer gedekt kon worden door de organisatie zelf maar waar de regiogemeenten moesten inspringen om de organisatie overeind te houden.
In de dialoogfase moet duidelijk worden hoe dit systeem er uit gaat zien zodat het voldoet aan de eisen van verantwoording en bekostiging.
De vraag die onmiddellijk bij mij opkomt is : wat gaat er in de toekomst gebeuren wanneer wij een beperkt aantal organisaties benoemen tot strategisch partner? Zij nemen de administratieve lasten over- dat betekent volgens ons niet dat de lastendruk vermindert maar dat deze verschuift. Op dit moment gaat gemiddeld 30 procent van de tijd van de aanbieders op aan administratie. Dit komt de zorg niet ten goede. Het gaat ten koste van de menskracht, het werkplezier en de innovatiekracht.
Maar los daarvan:
Wat als de strategische partners niet in staat blijken om de bekostigingssystemen adequaat op te tuigen? Creëren wij niet een situatie waarin de strategische partners van de gemeente to big to fail zijn en de gemeente alsnog moet inspringen om hen niet om te laten vallen?
Een vraag:
· Hoe worden aanbieders ondersteund om te komen tot een werkbaar systeem van bekostiging en verantwoording?
· wanneer in het proces moeten aanbieders aangeven dat zij strategisch partner van de gemeente willen zijn? Is dat aan het eind van de dialogen wanneer het hopelijk duidelijk is wat er van ze verwacht wordt of gaan de dialogen gevoerd worden op basis van de verdeling strategisch partner/ onderaannemer?
Er is een belangrijke rol weggelegd voor het CJG wanneer we het hebben over de kanteling van zwaar naar licht. Ons is niet duidelijk wat de positie is van het CJG in deze verwervingsstrategie. Daarbij is voor het afschalen van zware naar lichte zorg en het streven naar preventie een nauwe samenwerking met de sociale basis onontbeerlijk. In dit kader is een stevige sociale basis waarbij de sociale wijkteams een belangrijke rol spelen een voorwaarde. Ook hierover bestaan zorgen, zeker gezien de positie van de SWT bij de verwervingsstrategie Gewoon in de Wijk, maar daar gaan we het straks over hebben.
Vraag : Wat is de rol van het CJG in dit stadium? Zij vervullen een belangrijke rol in het voorveld. Hoe worden zij meegenomen in dit proces? Vallen zij ook onder de aanbesteding of blijven zij een subsidiepartner van de gemeente.
In de raadsinformatiebrief wordt het belang van de vrijgevestigden als onderdeel van de jeugdhulp erkend. En terecht.
In het rapport dat de VNG over vrijgevestigden in de jeugdhulp opstelde staat : praktijk dicht bij huis, goed ingebed in de lokale situatie, kleinschalig, biedt persoonlijke, professionele zorg op maat en kent géén onpersoonlijke procedures, géén lange wachtlijsten en géén wisselende behandelaars, zijn werkzaam in professioneel netwerk, behandelen eenvoudige en complexe meervoudige Jeugd-GGZ.. Het uitgangspunt is zorg en ondersteuning realiseren, die zoveel mogelijk dichtbij huis plaatsvindt en aansluit bij wat ècht nodig is. Einde citaat. Precies wat we willen lijkt me..
Toch is vooralsnog de positie van de vrijgevestigden in dit proces wat ons betreft onderbelicht. We begrijpen de wens om te komen tot een overzichtelijker aanbod, ook in het licht van de vermindering van de administratieve lastendruk
Uit de cijfers blijkt dat 83 procent van de geleverde jeugdhulp in Haarlem uit ambulante zorg bestaat. Een groot deel daarvan is enkelvoudige, eerstelijns hulp en een klein deel is complexe hulp die geleverd kan worden door de vrijgevestigden. In de raadsinformatiebrief wordt gezegd dat de vrijgevestigden wordt gevraagd zich te verenigen en als coöperatie mee te doen met de aanbesteding. 023 Is een goed voorbeeld van hoe een deel van de vrijgevestigden zich al heeft verenigd.
Vraag : De vraag is in hoeverre er sprake is van een gelijk speelveld? kan een coöperatie van vrijgevestigden zich bijvoorbeeld ook melden als strategisch partner? Zij kunnen immers niet voldoen aan de gestelde integraliteitseis.
Hoe ziet de wethouder concreet de positie van de vrijgevestigden in deze verwervingsstrategie?
Tot slot: er is in april een rapport uitgekomen van onderzoeksbureau Jonkers Verweij. In dat rapport met de titel ‘Eigenwijs Transformeren’ wordt beschreven hoe een vijftal gemeenten is geslaagd in een succesvolle transformatie van het lokale stelsel jeugdzorg. Over de succesfactor zegt het rapport het volgende.
..’Zo zijn beleid, controle en uitvoering voortdurend op elkaar betrokken en ontstaat er binnen de gemeente en tussen de gemeente en strategische partners een gemeenschappelijk perspectief op hoe het lokale jeugdstelsel moet worden ingericht. Het besef dat gemeente en uitvoerende partijen strategische partners zijn in de transformatie ligt aan de basis van succesvolle samenwerkingsrelaties. Transformatie is een voortdurend proces en deze gemeenten zijn al jaren geleden begonnen met dit proces van transformatie’
Het gaat ons om dat laatste zinnetje…
Resumerend moet er in de periode van de dialoog tussen oktober en februari, vier maanden dus:
· besloten worden welke aanbieders de strategische partners van de gemeente worden
· Hoe de posities van strategische Partners en onderaannemers zich tot elkaar verhouden
· Een overzichtelijke bekostigingssysteem worden opgetuigd dat recht doet aan de wens tot minder administratieve lastendruk
· Een overzichtelijk verantwoordingssysteem worden opgetuigd dat recht doet aan de wens tot minder administratieve lastendruk
· Een manier worden gevonden om de kwaliteit van de zorg te kunnen monitoren aan de hand van controleerbare indicatoren
· Worden vastgesteld hoe de positie van de vrijgevestigden wordt vormgegeven
· Er een brug geslagen moet worden naar de sociale basis die preventie tot doel heeft en waarbij de afschaling van de zorg verantwoord plaats kan vinden
Kortom: best veel te doen. In korte tijd.
Vandaar tot slot nog een aantal algemene vragen aan de wethouder :
· zijn Haarlem en de regio klaar voor deze grote transformatie van de jeugdzorg?
· Is volgens de wethouder het wederzijds vertrouwen tussen de gemeente en de aanbieders groot genoeg om middels de dialooggerichte aanbesteding tot een succesvolle stelselwijziging te komen?
· Er is een groot verloop geweest binnen de afdeling Jeugd. Is de ambtelijke afdeling genoeg op orde om dit proces naar behoren te ondersteunen?
· Zou de wethouder dit proces hebben gekozen wanneer er geen sprake was geweest van een noodzaak tot kostenbeheersing en zo niet:
· Wat zou de wethouder dan als ideaal proces zien?
Ook GroenLinks wil een pas op de plaats en die tijd benutten om echt in gesprek te gaan met de aanbieders, voorafgaande aan de dialoogfase.