Begin dit jaar was op tv een item te zien over gezinshereniging. Twee gezinnen kwamen aan bod waarbij de moeder Nederland niet in mocht komen en noodgedwongen in het buitenland woont. Eén voorbeeld betrof een Afghaans gezin met acht minderjarige kinderen. De vader en kinderen wonen legaal in Nederland. Moeder woont in Pakistan en mag Nederland niet in omdat zij de inburgeringstoets niet heeft gehaald. Die zal zij ook niet halen, omdat zij analfabeet is. Deze situatie leidt tot het schrijnende beeld van (a) een hardwerkende die voor dag en dauw reclamefolders bezorgt en daarna een schoonmaakbaan heeft en (b) kinderen die hun moeder vreselijk missen en bang zijn dat haar iets overkomt. De kinderen staan onder toezicht van Jeugdzorg.
Voor GroenLinks Haarlem was deze uitzending aanleiding om het college te vragen in hoeverre de gemeente Haarlem met dergelijke situaties te maken heeft en hoe de gemeente hiermee omgaat. Vorige maand hebben wij de antwoorden ontvangen.
Verhelderend is dat de inburgeringstoets niet geldt voor vluchtelingen met een asielstatus. Deze toets is alleen verplicht voor ‘andere buitenlanders’. Vluchtelingen met een asielstatus kunnen in Nederland een inburgeringscursus volgen, waarna ze examen moeten doen.
Haarlem kent momenteel 20 verzoeken van gezinshereniging, waarvan het merendeel een asielstatus heeft en in Nederland mag inburgeren. Toch blijkt de hereniging voor deze groep vaak ingewikkeld te zijn. Vaak woont de man in Haarlem en hij wil vrouw en kinderen ook hier naartoe halen. In de praktijk blijkt ook voor deze groep de hereniging vaak ingewikkeld te zijn. Zo is het vaak onmogelijk om in hun eigen land een gezinshereniging aan te vragen, omdat er geen Nederlandse ambassade is. Daarnaast wonen vrouw en kinderen meestal niet in hun eigen land, maar in een land waar ze de taal niet spreken, geen sociaal netwerk hebben en waar het gevaarlijk kan zijn voor vrouwen. Voor de partner in Nederland is weinig te doen: de procedures zijn strenger en duren langer en ze hebben vaak weinig middelen om vrouw en kinderen te ondersteunen en uit schrijnende situaties weg te halen. De betrokkenen raken daar moedeloos van.
Het college geeft aan deze gang van zaken te betreuren, maar kan hier helaas weinig aan doen: het is een zaak van de aanvrager en de IND en asiel- en vreemdelingenbeleid is een landelijke verantwoordelijkheid. De wet stelt strikte eisen ten aanzien van de toelating en de gemeente ervaart hiervan de weerbarstigheid in de praktijk, maar heeft dus geen zeggenschap over deze zaken.
Het toeval wil dat Tofik Dibi ook naar aanleiding van het tv-programma vragen aan de minister heeft gesteld. Hij heeft gevraagd of de minister bereid is in de Vreemdelingenwet op te nemen dat bij elk verzoek om gezinshereniging waarbij minderjarigen zijn betrokken een individuele afweging wordt gemaakt tussen onze wet en het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK). De minister geeft aan dat dat al gebeurt, het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wordt bij elk verzoek tot gezinshereniging getoetst en daarbij wordt ook gekeken naar de belangen van het minderjarige kind. Het Vreemdelingenbesluit biedt dus al de mogelijkheid om belangen van kinderen te toetsen bij verzoeken om gezinshereniging en daarom ziet de minister geen aanleiding deze aan te passen.
Het tv programma heeft ons op scherp gesteld. Wij hebben op lokaal en landelijk niveau onze rol op ons genomen door het stellen van vragen. De antwoorden zijn niet bevredigend, maar op dit moment kunnen wij helaas weinig meer doen, zeker niet op lokaal niveau