In een verkleedruimte voor bands met koelkast en krokodillen op het behang vertelt directeur Jeroen Blijleve de fractie dat het Patronaat evenveel bezoekers krijgt als er inwoners van Haarlem zijn; honderdzestigduizend dus. Maar publiek komt ook uit de regio of uit het buitenland bij exclusieve bands. Er zijn 500 à 600 activiteiten per jaar. Er zijn 4 zalen: de grote zaal voor 1000 bezoekers, de kleine voor 350, het Café voor 120 en een feestzaaltje voor verhuur. (en een eetzaaltje/vrijwilligersruimte in een voormalige fietskelder van de gemeente) Er oefenen ook bands in huis. Er oefenen ook bandjes in de studio’s op het Slachthuisterrein, geëxploiteerd door Hart en Patronaat. Daar kunnen bandjes groeien en soms fuseren. Oefenen in kraakpanden of broedplaatsen is er o.a. vanwege de schaarste en logische geluidsoverlast niet meer. Haarlem heeft wel een popreputatie.
Nederlands artiesten in het Patronaat zijn vaak nieuwe, nog net niet ontdekte artiesten, dus een kweekvijver voor clubs en podia. Of artiesten juist later in hun carrière.
De Popwereld kent niet als de theaterwereld dat groepen worden gesubsidieerd (Op de Kift en De Staat na). Beginnende bands spelen vaak voor weinig geld in het circuit. Lobke Heutink Hoofd Bedrijfsleiding en Horeca vertelt dat bij Patronaat 23 fte’s werken verdeeld over 60 mensen, daarnaast 100 vrijwilligers en er zijn tevens stageplekken. Social Return on Investment; extra werk(ervarings)plaatsen creëren voor mensen met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt is inherent aan de popcultuur.