Nu de Rijksoverheid de bijdragen aan de gemeenten heeft verlaagd hebben de lokale besturen er een nieuw probleem bij. De gevolgen van de decentralisaties, lees: bezuiniging van 15% en de daarbij behorende nieuwe verantwoordelijkheden, zijn nog maar amper ingedaald of het Rijk slaat de gemeenten opnieuw om de oren met een korting op de bijdrage uit het gemeentefonds.

De kosten in het sociaal domein stijgen, de inkomsten nemen, ondanks de extra gelden voor Jeugd en WMO, grosso modo af. Er moet iets. En wanneer er iets moet hebben overheden de onhebbelijke gewoonte om in een regelreflex te schieten.

Er worden onderzoeken aangevraagd over de doorontwikkeling van het sociaal domein en de sturing daar op.’ Meten is weten’ is het mantra. Onderzoekbureau’s die gespecialiseerd zijn in het sociaal domein draaien overuren. Lijvige rapporten worden uitgedraaid, aanbevelingen als stedelijke rapportages, conferenties, stuurgroepen op bestuurlijk niveau, productieafspraken met halfjaar-rapportages en managementgesprekken op strategisch niveau, periodieke monitoring en contractmanagement op tactisch niveau, intervisie en casebespreking op operationeel niveau vliegen ons om de oren.

Deze termen lijken te zijn ontsproten uit een weldenkend brein, een brein met overzicht en visie, de ambtelijke Neo-cortex. In werkelijkheid is de oplossingsrichting in de vorm van meer regels, meer sturing en meer verantwoordingsprotocollen het product van het reptielenbrein van de overheden. Wanneer er paniek ontstaat worden er nog meer regels losgelaten en nog meer verantwoording gevraagd. Het instinctieve brein van de overheid plamuurt de hiaten in overzicht dicht met protocollen die net zo indrukwekkend lijken als ze zinloos zijn. We ontwikkelen precies de verkeerde kant op. Was er bij het begin van de decentralisaties in 2015 nog sprake van hoopgevende termen als ‘korte lijnen’ en ‘de menselijke maat’, nu de resultaten uitblijven en de kosten niet, zoals verwacht, door een verschuiving van specialistische hulp naar nuldelijns ondersteuning, dalen, wordt er in paniek gegrepen naar een verhoogde staat van paraatheid :regulering!

En dan is daar de andere kant: de kant van de zorgverlener die ten onder gaat aan de administratieve druk die alleen maar toeneemt, de kant van de client die tevergeefs hoopt op een menselijke maat, een luisterend oor, de kers op de taart die aandacht heet. Het grote misverstand dat op onbegrijpelijke wijze in stand wordt gehouden door overheden, zorgverlenende partijen en zorgverzekeraars, is dat het ‘weten’ uit het ‘meten is weten’ mantra, vanzelf zal leiden tot een oplossing. Een hele domme aanname van het reptielenbrein dat bekend staat om zijn onvermogen om te leren.

Het is tijd voor een revolte. Wat mij betreft vanuit de lokale bestuurslaag. Lokale bestuurders moeten in gesprek met zorgverzekeraars en gezamenlijk op zoek naar een manier om de krankzinnige overregulering een halt toe te roepen. Het begin van de zo gewenste kostenbesparing ligt bij de gelukkige mens. En ik ken geen mens die gelukkig wordt van nog meer regels.